Wet Waardering Onroerende Zaken

Wet Waardering Onroerende Zaken (afgekort WOZ) is in 1994 aangenomen . De wet WOZ regelt de waardering van alle onroerende zaken in Nederland ten behoeve van belastingheffing. De volgende overheden maken gebruik van de WOZ-waarde:

De gemeenten
De Rijksbelastingdienst
De waterschappen

WOZ-waarde
De WOZ-waarde is een grondslag voor belastingheffing door deze drie overheden. De WOZ-waarde wordt voor de volgende belastingen gebruikt:

Gemeente : onroerende zaakbelasting
RBD : Eigen woning forfait bij inkomstenbelasting
Waterschap : Omslag gebouwd

Uitvoering
De uitvoering van de wet WOZ ligt in handen van de gemeenten. De uitvoering van de wet wordt gecontroleerd door de Waarderingskamer, een zelfstandig bestuursorgaan, dat functioneert als een aparte eenheid binnen het ministerie van Financiën.

De gemeente bepaalt dus een WOZ-waarde voor een onroerende zaak (WOZ-object) en levert deze waarde aan RBD en waterschappen.


Waardepeildatum
De WOZ-waarde wordt periodiek opnieuw vastgesteld en geldt dan voor een bepaalde periode (een WOZ-tijdvak). Omdat een taxateur niet alle objecten op dezelfde dag kan taxeren en om rechtsgelijkheid te creëren worden alle objecten naar dezelfde "waardepeildatum" getaxeerd.

WOZ-tijdvak Geldt voor de jaren: Waardepeildatum:
1e 1997 t/m 2000 1 januari 1995
2e 2001 t/m 2004 1 januari 1999
3e 2005 t/m 2006 1 januari 2003
4e 2007 1 januari 2005


Zoals te zien is in bovenstaande tabel gelde in het eerste en tweede WOZ-tijdvak de waarde voor een periode van 4 jaar. De wetswijziging van november 2004 stelt een verkorting van deze periode voor tot 2 jaar (2005-2006) om daarna tot een jaarlijkse herwaardering te komen. Dit is overigens nog niet zeker, maar afhankelijk van een pilotproject wat in 2004 wordt uitgevoerd en in 2005 geevalueerd.

WOZ-object
Volgens de wet WOZ is een WOZ-object: Een samenstel van een gebouwd en/of ongebouwd eigendom, dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

Een WOZ-object wordt bepaald (afgebakend) op basis van de volgende criteria:

Binnen één gemeente
één eigenaar
één gebruiker

Waardebepaling
De waarde wordt bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.

Er zijn verschillende taxatiemethodieken die worden toegepast;

Voor woningen: de vergelijkingsmethode
Een woning wordt vergeleken met woningen die rond de waardepeildatum zijn verkocht.
Voor niet-woningen (bedrijven, scholen, etc..): De gecorrigeerde vervangingswaarde (GVW) of huurwaarde kapitalisatiemethode (HWK).
Voor een object geldt dan de hoogste waarde van deze twee methodes. In de praktijk komt het erop neer dat courante kantoren en bedrijfspanden volgens de HWK-methode en incourante panden als scholen en ziekenhuizen volgens de GVW-methode worden gewaardeerd.

De bepaalde waarde geldt dan voor het gehele WOZ-tijdvak. Alleen als er een wijziging optreedt aan het object gedurende het tijdvak wordt de waarde opnieuw bepaald. De waarde geldt dan ingaande het jaar na het tot stand komen van de wijziging. De wijziging moet wel groter zijn dan 5% van de oude waarde, met een minimum van € 11.345, of moet groter zijn dan € 113.445.

De waarde wordt aan de belanghebbende kenbaar gemaakt middels een voor bezwaar vatbare beschikking. In de zes weken na dagtekening van de beschikking kan de belanghebbende bezwaar maken tegen de vastgestelde waarde. De gemeente beoordeeld de situatie opnieuw en doet binnen een jaar uitspraak. Indien de belanghebbende het hiermee nog niet eens is kan hij of zij beroep aantekenen bij de rechtbank. Daarna staan nog de beroepmogelijkheid bij het Gerechtshof en cassatie bij de Hoge Raad open. Gespecialiseerde bedrijven kunnen u hierbij helpen. (bijvoorbeeld Gugumo)

Vanaf 2005 wordt de WOZ-beschikking gecombineerd met de aanslag onroerende zaakbelasting (OZB).